Schiermonnikoog

Gelezen in: Veluwse Kerkbode
Datum: 24-9-2021
Auteur: ds. M. van Kooten

Vorige week schreef ik over het aandoen van de stad Groningen bij een drie daags reisje waarbij ik leiding mocht geven. We zijn vervolgens ook op Schiermonnikoog geweest. Dit keer wil ik daar wat over schrijven. Van de TVTAS-eilanden was ik tot voor kort alleen maar op Texel en Terschelling geweest. Nu dus ook Schiermonnikoog. Tussen de eilanden boven de Waddenzee is Schiermonnikoog altijd van geringe betekenis geweest. Het eilandje was te vergelijken met het huidige Rottum. Toen de eerste zendelingen Willibrord en Bonifatius naar Nederland kwamen bleef Schiermonnikoog verschoond van het Evangelie. Wel zette Liudger voet aan wal op het buureiland Ameland maar niet Schiermonnikoog waar toen nauwelijks iemand woonde. Het duurde wel ongeveer 250 jaar voordat metterdaad de schaarse bevolking van Schiermonnikoog met Gods woord in aanraking kwam. Dat kwam door de monniken van het klooster Claerkamp te Rinsumageest in de omgeving van Dokkum waar ooit bisschop Bonifatius om het leven was gebracht. Rond het jaar 1300 werd er vanuit dat klooster op het eiland een uithof gerealiseerd. Een uithof is een gebied met een kloosterboerderij dat bij het klooster hoort waar lekenbroeders arbeid verrichtten om een gebied, in dit verband een eiland te ontginnen. De oorden ‘’Uithof’ in Den Haag en met name Utrecht waar de universiteitsgebouwen zich heden ten dage bevinden herinneren daar nog aan. Op het schier onbewoonde eiland waren het dus de lekebroeders die in gauwe pijen dijken aanlegden, turf afgroeven en vooral ook met kleistenen vervaardigden die daarom ‘’kloostermoppen’ worden genoemd. Tevens handelden ze in graan, wol, hout, turf, zout, vlees, boter kaas en ‘kloostermoppen’. Omdat deze monniken die analfabeet waren in grauwe pijen gehuld waren (grauw blijkt vroeger ook schier geheten te zijn) is het eiland daar later naar vernoemd. Wanneer we bedenken dat oog afkomt van het Engelse eye dat ook eiland betekent kwam men tot de naam Schiermonnikoog. Voor die monniken was ook een uithof, een boerderij, gebouwd. Een oord dat er nog steeds is en heden ten dage gebruikt wordt voor een oord voor retraite. Deze hardwerkende monniken waren onderscheiden van de in wit gehulde geestelijken die zich in het klooster op het vasteland bezig hielden met zielzorg. Ondanks de toenemende Roomse dwalingen is door hen –zij het onder een deksel- het Evangelie op Schiermonnikoog terecht gekomen. Bij de reformatie zijn de eigendommen van het klooster onteigend en werd het kerkje wat inmiddels op het eiland was gebouwd en gewijd was aan Johannes de Doper gebruikt voor de gereformeerde eredienst. Aanvankelijk werd een predikant gedeeld met de gemeente Nes en Wierum aan het vasteland. Tragisch was het einde van ds. Cornelius Poppius die met twee vrienden die in 1638 na gedane dienst een waddentocht maakte naar het vasteland maar door een storm werd verrast zodat ze alle drie verdronken. Vanaf 1649 was Schiermonnikoog een zelfstandige gemeente. Het bleek moeilijk aan een predikant te komen omdat men wel heel geïsoleerd was van de buitenwereld. Daardoor kwamen er nog wel eens buitenbeentjes terecht. De huidige kerk staat op een andere plaats dan de vroegere daar deze bij een stormvloed in 1762 tot een ruïne werd zoals dat eerder ook al eens was geschied. De nieuwe kerk kreeg een herenbank voor de heer die inmiddels het gezag en de macht over het eiland kreeg. Zijn bank was zo hoog dat hij over de preekstoel heen keek. Hij duldde namelijk niet dat de predikant hoger stond dan hij. De preekstoel moet trouwens een fraai exemplaar zijn geweest zoals dat in de meeste Friese kerken het geval is. Toen echter de kerk bouwvallig werd en in 1866 het huidige kerkgebouw werd gebouwd hield men geen rekening met de kansel en kon deze niet door de deur. Daarom is de preekstoel jaren in opslag gebleven en kwam er een nieuwe. Waar uiteindelijk de oude kansel is terecht gekomen weten we niet met al. Erger dan het verdwijnen van de oude kansel was het het verlies van de oude waarheid die naar de godzaligheid is. Op den duur werd Schiermonnikoog wel ‘een bolwerk van het modernisme in het Noorden’ genoemd. Dieptepunt mag wel heten de komst van Louis Adriaen Bahler (kleinzoon van ds. C.D.L. Bahler die onze gemeente als overtuigd gereformeerd man diende) welke van 1898 tot 1905 Schiermonnikoog diende. Hij was uiterst vrijzinnig en schafte de tweede dienst af alsmede de dienst op Hemelvaartsdag. Hij waagde de stelling te poneren dat we soms meer kunnen leren van het Boeddhisme dan van het christendom. Reden tot oprichting van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde kerk. Gedurende 1930 tot 1935 stond er een predikant die volop reclame maakte voor de SDAP, de voorloper van alle linkse, rode partijen. Volgens hem was de eerste christengemeente te Jeruzalem een kleine communistische republiek. De opstanding van de Heere Jezus moest niet letterlijk genomen worden. Het ging om de denkbeelden van Christus die tot nieuw leven werden gebracht. De socialist Jelle Troelstra gebruikte hij daarbij als voorbeeld. Het gebeurde wel dat er een socialistische straatdemonstratie was in Groningen dat hij daar met de rode vlag heenging en er ’s zondags geen kerkdienst was. Een vrouwelijke voorgangster kende Schiermonnikoog al in de laatste oorlogsjaren. Deze koers was reden om in 1896 over te gaan tot het stichten van een gereformeerde kerk. Niet in het minst door invloed van mensen die vanaf het vaste land naar Schiermonnikoog waren gekomen. In 1872 was er namelijk een zeevaartschool gevestigd waardoor zestig gezinnen van het vaste land permanent op Schiermonnikoog kwamen wonen. De mannen van het eerste uur die de ‘reformatie der kerk’ ter hand namen hielden eerst diensten bij iemand aan huis. In 1907 mocht een kerkgebouw betrokken worden. De eerste dominee was H. Hasper gedurende 1912 tot 1917. Deze is bekend geworden door zijn inzet voor het zingen van gezangen en een nieuwe psalmberijming. Hij schaarde na vertrek van het eiland zich achter de afgezette ds. Geelkerken die meende dat de slang in het paradijs niet had gesproken. Met verschillende anderen stichtte hij toen de gereformeerde kerk in hersteld verband die tijdens de Tweede Wereldoorlog opgenomen werd in de hervormde kerk. Er waren ook rechtzinnig hervormden die overgingen tot de stichting van een evangelisatie. Men wilde niet van de kerk scheiden maar hoopte in die weg het kerkelijk leven ten gunste te mogen beïnvloeden. In 1922 werd die evangelisatie opgericht. In een verklaring die in 1934 werd gegeven stelden zij: ‘Wij zijn ons bewust met ons belijden en prediken ons aan te sluiten aan de belijdenis die feitelijk nog steeds is de belijdenis der Ned.Herv. Kerk. Uit al het gezegde volgt dat de deuren van onze evangelisatie gesloten worden zovaak vanaf de kansel onzer gemeente het evangelie van ‘Jezus Christus en Dien gekruisigd’ wordt verkondigd en dat onze evangelisatie zal ophouden te bestaan zodra voor dat evangelie de kansel der gemeente zal zijn herwonnen.’ De evangelisatie die stond voor de prediking van de verzoening door voldoening schoof op den duur ook naar de richting van het modernisme zodat in 1980 de evangelisatie opging in de hervormde kerk. Ook de gereformeerde kerk ontwikkelde –naar de landelijke tendens- steeds meer maar midden-orthodoxe en vrijzinnige richting zodat reeds in 1990 ver voor de komst van de PKN de gereformeerden en hervormden samen kerk werden. Bij een wandeling over het eiland viel mijn oog op een bijzondere straatnaam. Deze was getiteld ‘Reddingsweg’. Ongetwijfeld is deze naam verbonden met de reddingswerkers bij scheepsrampen of waddenlopers in nood. Bij redden en redding denk ik ook aan het reddingswerk van de Zaligmaker voor verloren zondaren. Waar is die prediking op het eiland gebleven? Waar is dat geloof daarin gebleven? Of zit er misschien iemand met een boekje in een hoekje levend vanuit de kruisverdienste van de Heere Jezus? Ik nam tenslotte voor het vertrek naar het vaste land nog even plaats op een bank met het zicht op het standbeeld van een monnik die de linkerhand opheft terwijl een vinger naar de hemel wijst terwijl de rechterhand open ligt om te ontvangen. Een afbeelding van de eerste kerkplanters. Die opgeheven hand tekent een boodschap. Een boodschap die de vroegere monniken zeer ten dele hebben gebracht. De vinger niet naar de aarde, niet naar zichzelf maar naar boven. Opdat we dat ook zouden doen, met lege handen. Met de woorden van Psalm 123: Ik hef tot U, die in den hemel zit, Mijn ogen op, en bid; Gelijk een knecht ziet op de hand zijns heren, Om nooddruft te begeren, En ’t oog der maagd is op haar vrouw geslagen, Om hulp of gunst te vragen; Zo slaan wij ’t oog op onzen HEER, tot Hij Ook ons genadig zij. Geef ons gena, geef ons gena o HEER’ En red ons tot Uw eer. Daar worden de eilandbewoners en de eilandbezoekers op gewezen. Dat geldt ook de Veluwenaren op de Biblebelt.