Mijn eerste maandloon

Gelezen in: De Saambinder
Datum: 27-6-2019
Auteur: dhr. A. Bel

Serie: 100 jaar De Saambinder (24)

Over collecten is veel geschreven in De Saambinder, in artikelen over kerkrecht en over de eredienst. Heel vaak ging het ook om collecten voor een bepaald doel die vriendelijk doch dringend onder de aandacht gebracht werden. Met name als het om de Theologische School ging, trok ds. G.H. Kersten alle registers open. Maar ook als het bijvoorbeeld om de Emerituskas ging, legde hij de kerkenraden het vuur na aan de schenen. Bijvoorbeeld in De Saambinder van 8 september 1932: ‘Alle kerkenraden hebben een circulaire ontvangen met verzoek te willen collecteren. Sommige gemeenten zijn echter zeer traag, en laten tot nog toe niets van zich horen. Dat ligt aan de kerkenraad. Waarom maakt de kerkenraad niet bekend dat aanstaande zondag een collecte zal gehouden worden voor de rustende predikanten en hun weduwen? Kerkenraden, u die de leraren dringt zolang zij nog kunnen om boven vermogen te arbeiden, is het u te veel uw voorgangers te gedenken als zij niet meer kunnen? Is dat vrucht van de oefening der gemeenschap der heiligen? Wij moesten beschaamd zijn over onze laksheid’.

Rome

Collecteren heeft alles te maken met de eredienst. Maar je hebt ook collectanten die huis aan huis aanbellen. Tegen die collecten waarschuwde ds. Kersten in De Saambinder van 8 januari 1931. Waar had hij het helemáál niet op? Als Rome langs de deuren ging. In een krant had hij gelezen over een collecte die bestemd was ‘voor de arme weezen van Scheveningse visschers’. En wie ware nu die arme weezen? Het was Rome! Rechtstreeks werd het geld bestemd voor een roomsche parochie. Maar weet u, die parochie zorgt voor Scheveningse weezen en dus zullen misschien ook de arme visschersweezen wel wat krijgen. Onnoodig te zeggen…., zulk collecteeren is misleidend. Bij protestanten wordt geldt losgemaakt voor Rome!’

Hengelstokken

Over collecteren tijdens de dienst of na afloop van de dienst werd verschillend gedacht. Ds. K. de Gier schreef hierover in De Saambinder van 4 augustus 1966. Onze vaderen gaven de voorkeur aan collecteren bij de uitgang, maar Voetius vond collecteren tijdens de dienst beter. Dan werd niemand overgeslagen en het bracht meer op. Kennelijk had de collecte bij de uitgang in de tijd van Voetius een meer vrijblijvend karakter.

‘In Zeeland is het van ouds gewoonte gebleven bij de uitgang te collecteren, omdat men daar meende dat het vrijwilligheidsbeginsel hierdoor bij jong en oud werd aangekweekt en het bezwaar van stoornis tijdens de dienst werd weggenomen. In Holland sprak het liturgisch beginsel meer mee. Men vond dat dit beginsel meer tot zijn recht kwam wanneer de collecte tijdens de dienst gedaan werd. De offerande der gemeente, uit dankbaarheid aan de Heere gebracht, mocht geen staart zijn, maar had recht op een plaats in de eredienst. Toen er nog met de hengel gecollecteerd werd en de predikant dadelijk na het zingen met de preek moest beginnen, was het inderdaad voor de predikant een hinderlijk gezicht om vanaf de kansel de hengels door de kerk te zien zwaaien. Nu tegenwoordig de hengelstokken vervangen zijn door rondgeefzakjes is dit bezwaar verdwenen en is het het meest stichtelijk dat na het gezang van de gemeente het orgel zacht blijft doorspelen totdat alle diakenen hun plaats in de bank hebben ingenomen’.

In de laatste zin valt het woord ‘zacht’ op. Kennelijk vond ds. De Gier het nodig dit te zeggen, want hij was iemand die geen woord te veel of te weinig zei.

‘Bij het collecteren tijdens de dienst gaat als regel de collecte voor de kerk vooraf aan die voor de diaconie’, zo schreef ds. De Gier verder. In veel gemeenten zal het wel andersom zijn. Maar in Den Haag gingen dus eerst twee zakjes rond met een K erop en dan volgde een zakje met een D.

Een zoon zei eens: ‘Ik dacht vroeger dat het eerste zakje voor mijn vader was, het tweede voor de kerk en het derde voor mijn moeder. Klaas – Kerk – Dora’.

Stil

In Rotterdam-Zuid is het eens gebeurd dat de diakenen tijdens het tellen van de collecten een envelop aantroffen. Dat gebeurde wel meer, dan zat er geld voor een speciaal doel in. Er zat in die envelop vrij veel geld. Maar toen één van de diakenen voorlas wat er in het begeleidende briefje stond, werd het stil in de consistorie.

‘Spreuken 3 vers 9: Vereer den HEERE van uw goed, en van de eerstelingen van al uw inkomst. Mijn eerste maandloon. Kerk en zending beide de helft’.