Wij bidden U….

Gelezen in: Kerkelijk Nieuws Tholen
Datum: 15-10-2021
Auteur: ds. D. de Wit

Er ligt een bewogen week achter ons. In de Tweede Kamer werd een motie aangenomen waarin staat dat scholen van de ouders niet meer mogen vragen een identiteitsverklaring te ondertekenen. Ook heeft de onderwijsraad een rapport uitgebracht waarin, naast goede dingen, de identiteit niet meer wordt bezien als het hart en de ziel van de school. Dit geeft grote zorgen. Zeker, we moeten nog afwachten of het wettelijk wel mogelijk is dat de overheid een identiteitsverklaring verbiedt. Dat neemt niet weg dat deze week weer pijnlijk duidelijk is geworden dat de meerderheid in de Tweede Kamer het onderwijs, zoals wij dat als uit Gods hand hebben ontvangen, op zijn minst aan wil passen aan wat een meerderheid in ons land vindt. Gods Woord als norm wordt niet alleen meer vergeten maar ook bestreden.

Deze gebeurtenissen doen ons beseffen dat het onderwijs, zoals we dat al een poos mogen hebben, beslist niet vanzelfsprekend is. De oudere lezers zullen zich nog herinneren hoe het reformatorisch voortgezet onderwijs is ontstaan. Het aantal leerkrachten dat nog weet hoe de eerste lessen werden gegeven, wordt steeds minder. De eerste leerlingen zijn de vijftigers en zestigers van nu. Meerdere generaties hebben onze scholen al doorlopen. Zo’n tien jaar geleden hoorde je nogal eens de verzuchting: het is zo vanzelfsprekend geworden dat we dit onderwijs mogen hebben. Met de nodige regelmaat werd gewaarschuwd tegen bedreiging van binnenuit. Als we de Schrift en de daarop gegronde belijdenissen niet meer kennen en het leven dat daarmee in overeenstemming is, is de levensvatbaarheid van het reformatorisch onderwijs verdwenen. In 1973 legde ds. A. Vergunst daar reeds de vinger bij in De Reformatorische School. De concrete toepassing van de tien geboden werd benoemd. Dat was nog in de begintijd! De leer van de schepping in zes dagen tegenover de evolutietheorie en de levensstijl, waarbij zichtbaar werd dat de Schepper mannelijk en vrouwelijk heeft geschapen, waren concrete punten waarom het reformatorisch onderwijs tot stand is gekomen. Dhr. J. de Jager waarschuwde in De Saambinder van 1998: ‘Het grote probleem voor het reformatorisch onderwijs is niet alleen de normvervaging in het algemeen, maar de voortsluipende secularisatie in eigen gelederen’. Ook hij wees op het heilzame van Gods geboden in de praktijk en op het voorhouden van de Godsregering aan onze jonge mensen.

De pijlen zijn nu wel in alle hevigheid van buitenaf. Het geeft grote zorg. We zouden nu de vraag kunnen stellen: hebben wij het pand wel bewaard? Is het doopwater dat scheiding maakt wel genoegzaam doorgedrongen, zodat onze jonge mensen op een beschutte plaats konden en kunnen worden onderwezen of hebben we de vensters naar de wereld wijd opengezet? We willen deze keer echter op iets anders wijzen.

Zou, wat nu gebeurt in ons land, Gods kinderen niet op de knieën moeten brengen om Hem aan te lopen als een waterstroom?

Het reformatorisch onderwijs is door de gebedsworsteling heen ontstaan. Zou het nu minder nodig zijn? Mogen onze leerkrachten, directie, besturen meegedragen worden in het gebed? Mogen de zielen van onze jonge mensen wegen? Mogelijk komt er de komende tijd steeds meer op het gezin aan. Of moeten we het iets anders opschrijven? Mogelijk wordt de Bijbelse plaats van het gezin duidelijker gezien, waar al heel vroeg onze kinderen, al vóór ze naar school gaan, mogen horen van de Heere en Zijn liefdedienst. De huisgodsdienst, waar onze vaderen zo de nadruk op hebben gelegd, zou weer nieuwe aandacht kunnen krijgen.

Nee, niet om onze vaders en moeders van alles voor te schrijven in de zin van: denk er om dat je dit doet en pas op voor dat. Nee, tot de liefdedienst des Heeren mag een hartelijke bewogenheid behoren voor onze kinderen en jonge mensen. In de warmte van thuis en hartelijk meeleven met onze scholen, klinkt het gebed van het doopformulier: ‘wij bidden U, bij Uw grondeloze barmhartigheid, dat Gij dit kind genadiglijk wilt aanzien, en door Uw Heiligen Geest Uw Zoon Jezus Christus inlijven’.