Kerkelijke praktijken

Gelezen in: Onder de vijgenboom
Datum: 6-10-2021
Auteur: ds. J.W. van Estrik

We hadden vorige week zondag twee ‘eilanders’ op de kansel. Ze kwamen ‘buurten en beurten’. Maar het waren ook twee ‘vertrekkende dominees’, onze ‘Sommelsdieker’ ds. P.C. Hoek gaat naar Putten en onze broeder uit ‘Haerken’, ds. A. van Wijk, neemt einde van het jaar afscheid. Voor onze vriend uit Sommelsdijk wacht een nieuwe gemeente, hij keert op zijn schreden terug, dat wil zeggen dat hij weer op de ‘weide met een toevertrouwde kudde gaat’. Dat is mooi, hij mag gaan waar zijn hart ligt, hij mag uit de zaaimand een akker bearbeiden de dienst die hem lief is. Met een verhuizing naar een ‘herdershut’ wensen we hem sterkte en een goede en gezegende tijd in de bossen, waar hij hopelijk geen last heeft dat ‘hij door de bomen het bos niet meer ziet’, maar waar hij in de boom mag klimmen waar de ‘wachtershut’ geplaatst is om te blazen, stevig te blazen zoals de Grote Herder van de schapen het van hem vraagt.

Bij het vertrek van mijn broeder uit Herkingen heb ik gemengde gevoelens. Ik schaam me voor onze kerkelijke praktijken. Het is mij uit de omgang voldoende bekend waar mijn medewerker in de hoge dienst zijn hart ligt, maar we hebben het laten gebeuren dat bij trouwe dienst in het kleine Herkingen een betrekking op school nodig was om zoals we zeggen brood op de plank te hebben. Alsof er in de kerk op geen andere wijze een beroep op hem kon worden gedaan. Gezamenlijk kerk, gezamenlijk verantwoordelijkheid. We riepen in het verleden wel een solidariteitsfonds in het leven, maar christelijke solidariteit gaat toch echt verder dan euro’s en een behoud van traktement. De ‘aalmoezenier’ in het leger gaat met de boodschap van Koning Jezus onder de manschappen rond. We belijden stevig iedere keer weer dat God ‘wanneer Hij wil en waar Hij wil Zijn dienstknechten zendt’ (en we doen er geen woord en geen streep van af!), maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat in de kerk het ook gebeurt dat God wel wil maar kerkenraden niet willen. Zou er in het beroepingswerk ook niet zoiets zijn als ‘en zij hoorden niet?’

We kunnen dingen mooi zeggen….ja doen we ook ‘mooi’….?

Met de mond God eren….maar met het hart verre van Hem….

En aan het einde is het ook nog eens allemaal ‘Gods zegen’. We mogen ons wel eerlijk afvragen of dat inderdaad zo is. Spiegel kijken is lastig en soms pijnlijk. Wel heilzaam en goed. Verwijdend en bevrijdend. Afknijpend en snijdend. Mijn broeder in Herkingen wil ik recht in de ogen kijken en ik voel me schuldig en machteloos. Ik heb grote waardering voor hem dat hij zijn last draagt in Christus, dat hij zijn moeilijke weg gaat met Hem en dat hij vertrouwt dat ‘hoe donker Gods weg ook mag wezen ziet op allen die Hem vrezen’. Weldra heeft Gods dienstknecht van Zijn gemeente afscheid genomen en is de gemeente de haar vertrouwde plaats van het horen van Zijn Woord ontnomen en kwijt. Dan kan ik op zondagmiddag gerust naar ‘het kerkzaaltje’ van de school rijden, maar ik vind ‘haar plaats’ niet meer, best en zeker iets om ongerust over te zijn. Wat vindt de Heere hier allemaal van? Hoe oordeelt God hierover? De cruciale vraag toch?

Moeilijk, moeilijk, vragen, vele vragen, vertwijfeling. Eerlijk is eerlijk, ik weet het ook allemaal niet, antwoorden en oplossingen heb ik zeker niet, zorg en ongerustheid wel.

Wel moeten we met elkaar ruiterlijk en oprecht voor God belijden dat het eigenlijk en feitelijk zo niet moet. Kunnen we met dit gegeven vrijmoedig en blijmoedig zingen: ‘Zegen ons Algoede….’?

We gaan hier niet schutteren, en het is echt geen stelling nemen in een schuttersputje om te schieten. Het is wel verdriet, pijn, moeitevol. Om radeloos te worden.

Geeft Gij ons raad, Heere!

Mijn geliefde broeder bid ik Gods kracht en zegen toe en steek hem de riem onder het hart: ‘We hebben een goede en getrouwe Meester, broeder!’

We loven en lieven Hem en ootmoedig dankzeggend met tranen zingen we: ‘Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten’. En met gekregen Godskennis en zelfkennis komt het ook met een gebroken hart en gebroken stem over de lippen: ‘Verlos mij van des mensen overlast’.

Onze vriend en broeder uit ‘Haerken’ hopen we nog vaak uit en in Gods hand in ons midden te hebben.