Gedachten bij Groningen en het graf van Gansfort

Gelezen in: Veluwse Kerkbode onder de berichten van de Hervormde gemeente van Elspeet
Datum: 17 september 2021
Auteur: ds. M. van Kooten, Elspeet

Vorige week mocht ik een aantal dagen leiding geven aan een reisgezelschap. O.a. was de stad Groningen doel van ons bezoek. Ooit begonnen als twee kleine dorpjes op het einde van de Hondsrug en onderling gescheiden door het riviertje de A terwijl het ene dorp vissers en varensgezellen herbergde en de andere veehouders-en handelaars ontwikkelde het door de tijden heen tot een forse stad. Door het grote aantal studenten dat er woont blijkt de gemiddelde leeftijd 36 jaar te zijn. De tocht allereerst per voet en vervolgens per rondvaartboot bracht ons langs tal van imponerende huizen, hoven, bedehuizen en bedoeningen. Tot die huizen behoorden o.a. het Feithhuis tegenover de Martinikerk dat tegenwoordig een restaurant is maar vroeger fungeerde als pastorie. Gomarus de contra-remonstrant uit wiens conflict met de remonstrant onze Dordtse Leerregels zijn ontstaan heeft daar als professor aan de theologische universiteit gewoond. ‘Het Gomaruspoortje’ herinnert er nog aan. Ook het Scholtenhuis aan de Grote Markt kregen we te zien. Echter niet het Scholtenhuis zoals het rond 1881 gebouwd werd voor de groot industrieel Willem Albert Scholten als wel de plek waar diens woning stond. Tijdens de Tweede wereldoorlog heeft het gebouw gefunctioneerd als basis voor de Duitse Sicherheitsdienst. Menig Hollander die van verzet werd verdacht is daar op verschrikkelijke wijze gemarteld en gevangen gehouden. Ook hebben er velen in voorarrest gezeten met een doodsvonnis in het verschiet. In de laatste oorlogsdagen is het Scholtenhuis door de hevige gevechten tot een ruïne geworden en niet meer herbouwd. Ds. J.D. Domela Nieuwenhuis Nijegaarde, die in het huwelijk trad met een kleindochter van onze oud-predikant S.H. Sypkens heeft daar ook gevangen gezeten nadat hij na het ombrengen van zijn zoon die in het verzet zat Hitler en de nazi’s op de straten van Groningen luidkeels voor moordenaars schold en ze de hel in verwenste. Hij noemde later het Scholtenhuis zijn mooiste gemeente. In zijn dagboek schreef hij: ‘Geestelijk was het de diepste en mooiste gemeente op die zolder van mijn leven. Ik bereidde velen voor om doodgeschoten te worden, streed en leed met de mishandelden, uit wie men door marteling andere namen van de ‘ondergrondse’ wilde halen. Ik troostte, bad en worstelde met hen’. 

Ter herinnering aan die periode is er een herinneringsplaat aangebracht met de volgende tekst: Scholtenshuis 1940 – 1945 

Hier stond ’t huis van het nazisme, 

van hakenkruis en van SS 

Hier gaven zij Germaanse les 

in gruwelijk sadisme. 

Hier hebben zij die voor de vrijheid streden onmenselijk geleden. 

We bezochten ook de Zuiderbegraafplaats. We zagen de gedenknaald op het graf van de vader der Afscheiding Hendrik de Cock en zijn vrouwtje Frouke Venema. De grootste aandachttrekker is het monument op het graf van de suiker-, sago- aardappelmeelen kartonfabrikant Willem Albert Scholten, waarvan men zegt dat hij gezorgd heeft voor werkgelegenheid in Groningen maar niet minder het socialisme in de hand heeft gewerkt. Geboren in de pastorie van Loenen op de Veluwe in 1819 waar hij op anderhalfjarige leeftijd zijn vader verloor heeft hij zich als medewerker op een aardappelmeelfabriek ontplooid tot een multinational. Het monument heeft de gelijkenis van een toren versierd met allerlei ornamenten. Nooit zag ik op een begraafplaats zo’n gevaarte. Het deed me een beetje denken aan Sebna uit Jesaja die zich in Jeruzalem een graf had laten maken in een rots (Jes.22:15-25). Zijn grafmonument steekt af bij de simpele stenen van een twaalftal slachtoffers van een treinramp in Winsum die daar begraven liggen. Het betreft een aantal jonge mannen die in oktober 1940 onderweg met de bus werden aangereden door een trein, terwijl ze op weg waren naar hun werk. Het graf steekt helemaal af bij dat van Gomarus, die ergens anoniem aldaar begraven ligt zonder gedenksteen…. Ook voerde de tocht langs de A-kerk die helaas aan de eredienst onttrokken is. Een prachtig Schnitger orgel is daar te zien en te horen waar vroeger Jan Worp nog organist is geweest wiens psalmkoraalboek bij menig orgelbespeler op de lessenaar staat. Hoogtepunt van Groningen was het hoogste punt de Martinikerk met zijn 97 meter hoge toren die daarmee op de zesde plaats staat van de hoogste kerktorens in ons land. Diverse gaten in het metselwerk herinneren ons aan het gevecht dat de laatste dagen van de Tweede oorlog werd geleverd tussen de Duitsers en Canadezen. Aan de zuidkant van de kerk bevindt zich een ‘boter en brood huisje’ waarin vroeger dagen uitdeling werd gedaan van voedsel aan de arme Groningers. Heden ten dage functioneert het als inleveringspunt voor hen die aan de voedselbank willen geven. Het imposante bedehuis herbergt een prachtig orgel waarvan in eerste instantie in de vijftiende eeuw het ontwerp is gemaakt door de humanist-musicus Rudolf Agricola (1443-1485). Hij was stadssecretaris van Groningen en heeft mede de basis gelegd van studie van de heilige Schrift onafhankelijk van pauselijke encyclieken. De kerk telt vele mooie muur- en gewelfschilderingen van Bijbelse taferelen terwijl een zogenaamd hemelgat nog herinnert aan het feit dat men met hemelvaart een beeld van de Heere Jezus met touwen naar boven trok om zo de hemelvaartsgeschiedenis te illustreren. Omdat Christus toen in Zijn volle rijkdom nog niet gepredikt werd onderwees men door ‘stomme beelden’ tot later grote ergernis van de opstellers van de Heidelberger Catechismus. Met Pinksteren gebeurde het trouwens ook wel dat men duiven door het gat de kerk in liet vliegen om de uitstorting van de Heilige Geest te verbeelden. Deze kwam immers als een duif op de Zaligmaker toen Deze werd gedoopt door Johannes de Doper… In later dagen werd dit alles levendig verkondigd vanaf de kansel door o.a. de bekende predikanten Menso Alting, Gomarus, Alberthoma, Abraham Trommius –schrijver van de concordantie-, de Kohlbruggiaan A.J. Eijkman en J.J. Knap over wiens vele publicaties ds. Jac. van Dijk ooit zei dat vele voorgangers hun preken er mee ‘opknappen’. In de nabijheid van het orgel bevindt zich tegen de zuidermuur een monument ter herinnering aan Wessel Gansfort die we gerust een voorloper van de reformatie kunnen noemen. Zijn geboortehuis -een bakkerij aan de Herenstraat- bestaat niet meer maar enig oud plaveisel in het straatdek dat bewaard is gebleven doet daaraan herinneren. Wessel Gansfort van wie we de exacte geboortedatum niet weten maar overleed in het klooster te Aduard in 1489 behoorde tot de voorlopers van de reformatie. Luther oordeelde over hem: ‘Indien ik Wessel van te voren had gelezen, zou het mijn vijanden kunnen toeschijnen dat ik alles van hem ontleend had, zozeer stemt de opvatting van ons beiden overeen’. En de reformator Martin Bucer oordeelde over hem: ‘Ik verwonder me dat deze man zo weinig bekend is’. Enkele citaten wil ik u noemen uit zijn nagelaten geschriften: ‘Met de kerk geloof ik, in overeenstemming met de heilige kerk geloof ik. Ik geloof niet in de kerk want geloven is een heilige handeling van aanbidding. Geloven doe ik in de Heilige Geest’. Over het gezag van de paus zei hij: ‘De paus dient te geloven. Die verplichting deelt hij met alle gelovigen. Wanneer hij gelooft zoals hij behoort te geloven, zijn de gelovigen verplicht te geloven wat hij gelooft. Niet omdat hij gelooft, maar omdat hij gelooft wat hij moet geloven. Als een ander beter zou geloven wat hij moet geloven dan de paus, moet deze zelf zijn geloof in overeenstemming brengen met die gelovige, wie dat ook moge zijn, misschien is het zelfs een leek of een vrouw. Niet omdat het een leek is of omdat het een vrouw is die zo gelooft, maar omdat die persoon langs de juiste weg de waarheid van het Evangelie tegemoet treedt’ (…) Een kerkelijk leider kan dwalen, ja de hoogste zelfs zoals ook Petrus die nota bene door de Heere Jezus was uitgekozen en vol was van de Heilige Geest (…) Het leven van een gelovige zou in groot gevaar komen als het zou afhangen van het leven van de paus. Want de meesten van de opperherders hebben jammerlijk gedwaald.’ Heel opmerkelijk is ook de volgende uitspraak: ‘Het is goed dat de kerk rijkdommen heeft en tijdelijk bezit. En beter zou het nog zijn, als zij er nog meer had. Want het is toch iets goeds, dat men veel goed kan doen? Beter is het nog meer goeds te kunnen verrichten’. Een uitspraak die beleidsmedewerkers van de PKN eens tot zich door moest laten dringen… Het gebeente van Wessel Gansfort is na diverse omzwervingen uiteindelijk bijgezet in de Martinikerk. Enkele beenderen en zijn schedel zijn te bezien. Het kleine zerkje dat ingemetseld is in de muur bevat de tekst: ‘Wessel Gansfort tumulus’. Tumulus is het Latijnse woord voor graf. Eerlijk gezegd staat het me tegen dat de beenderen niet aan het oog onttrokken zijn. Anderzijds is hier zichtbaar dat de mens wie hij ook is, niet is dan ijdelheid. Voor de gelovige mag gelden met Job dat ze uit dit stof eenmaal hun Koning mogen aanschouwen in onverderfelijkheid. Vlakbij Wessels graf staat een monument waarop hij naast vele loftuitingen ‘Lux mundi’, licht der wereld wordt genoemd. Ik denk dat Wessel dat te veel eer gevonden zal hebben. Hij mocht weliswaar in de donkere middeleeuwen wel licht verspreiden maar net als Johannes de Doper sprak, gold Wessel: ‘Ik ben het Licht niet maar ik ben gekomen om van het Licht te getuigen’.