Kerkordelijke aangelegenheden hebben mij nimmer geboeid en bekoord. De geestelijkheid daarvan heb ik nooit zo kunnen ontdekken. Verwijzingen naar de Heilige Schrift ontbreken meestal terwijl verreweg het meeste dat er in staat ontspruit uit het menselijk brein. Wat de kerkorde zegt komt niet van boven maar van beneden is mijn mening. Degenen die altijd maar schermen met een kerkorde nemen het doorgaans met de orde des heils niet nauw. Voor ik verder ga met het verfoeien van kerkordes die ook nog eens om de klipklap aangepast en gewijzigd worden moet ik wel toegeven dat enige orde wel goed is. Voor we het weten komen we in een grote chaos terecht. Laten we ons echter wachten voor overgeestelijkheid in dezen. De Heilige Geest bracht orde in de chaos in den beginne toen de aarde nog woest en ledig was en doet dat ook in het zondaarshart. Dan wordt waarachtig orde op zaken gemaakt. We mogen dit niet zomaar toepassen op het organiseren van het kerkelijk leven. Zelfs al zou de synode uit louter godvruchtige mannen bestaan. Het blijven mensen. Alleen de synodes die we terugvonden in de Handelingen der apostelen zijn werkelijk door de Heilige Geest geïnspireerd. Daarom dienen ordes ook niet te fungeren als wetten van Meden en Perzen. Souplesse dient er te zijn. Behalve wanneer het gaat om de grondslag van de kerk. Helaas wordt de grondslag vaak gebruikt als elastiek en de ordinantiën als ketenen. Zo is overigens al sedert twee eeuwen in de hervormde kerk, hetzij buiten of onder de protestantse paraplu. Hoewel ik niet enthousiast ben over de kerkorde wil ik toch de aandacht vragen voor een 450 jarige. Deze werd in de oktobermaand van 1571 in de Oostfriese plaats Emden aangenomen op een synode. In die tijd was het in ons land verboden om de gereformeerde religie te belijden. Geen kerk stond tot beschikking want we werden door de Spanjaarden overheerst terwijl het bezit van een bijbel of het bezoeken van een verboden samenkomst met de dood bezocht werd. De gereformeerden die of in het geheim thuis een huissamenkomst hielden of naar het buitenland vluchtten zoals het Duitse, Emden, Frankenthal en Wezel hebben zich er wel over gebogen hoe ze nu samen verder wilden om toch niet geheel als los zand verder te leven. Zeker met de hoop dat men eens van het Spaanse juk ontdaan zou worden. Zo werd in Wezel in 1568, het jaar waarin de tachtigjarige oorlog begon voorbereidingen gemaakt voor een synode ‘wanneer God de Heere in Nederland zal geopend hebben de deur tot verkondiging van Zijn Woord.’ Dit bleef echter nog verschillende jaren onmogelijk. Derhalve vond de eerste echt georganiseerde synode plaats in Emden waarom de acta van die synode ook genoemd werden ‘Handelingen der verzameling van de Nederlandse kerken die onder het kruis zitten en in Duitsland en Oost Friesland verstrooid zijn’. Het eerste artikel luidt dat geen ene kerk over de ander heerschappij zal voeren. Wel zouden Petrus Datheen en Johannes Taffin alle gemeenten oproepen tot eendrachtigheid in de leer waarbij men de belijdenis des geloofs der Nederlandse kerken zou onderschrijven. Daarmee is bedoeld de Nederlandse Geloofsbelijdenis van Guido de Bres die tien jaar eerder was opgesteld in Doornik. Ook zouden de gemeenten aangespoord worden de Heidelbergse catechismus te gebruiken. Opmerkelijk is dat men voorstelde om elke week kerkenraadsvergadering te hebben. Ook dat jaarlijks de helft van de ouderlingen en diakenen zouden aftreden. Men was zeer beducht voor heerschappij in de kerk. Dit is niet verwonderlijk daar men onder de Roomse hiërarchie zeer gedrukt was geweest. Het is dus uit pragmatisme geschied maar zeker niet vanuit bijbels oogpunt. We zien daar eerder dat de ambten voor het leven waren. Ten diepste is het een verlegenheidsoplossing geweest. Pas drie jaar later kwam er in Nederland een synode voor de kerken van Holland en Zeeland daar in andere provincies de vrijheid van godsdienst nog niet van kracht was. We zien daarbij ook duidelijk de invloeden van de Emdense kerkorde. De mooiste definitie van wat een kerkorde behoort te zijn las ik het eerste artikel van de Consensus Tigurinus van Calvijn en Bullinger die ze samen opstelden in 1549 met betrekking op het avondmaal des Heeren. Dat artikel luidt dat de gehele geestelijke regering van de kerk er op gericht dient te zijn dat zij mensen bij Christus brengt: ‘Ziende dat Christus het einde van de wet is en de kennis van Hem het hele wezen van het evangelie bevat, is het buiten twijfel dat het onderwerp van de hele geestelijke regering van de kerk is tot Christus te leiden omdat we alleen door Hem tot God komen Die het doel is van een zalig leven. Wie dan ook hiervan in het minste afwijkt kan nooit naar behoren of toepasselijk spreken over welke ordinantie van God ook.’