Tekenen van boven

Gelezen in: Veluwse Kerkbode
Datum: 28-5-2021
Auteur: ds. W.L. Tukker

We lazen voor u een stukje van wijlen Ds W. L. Tukker over Hand 2: 19-21: ‘De laatste tekenen van de Geest’: En Ik zal wonderen geven in de hemel boven en tekenen op de aarde beneden, bloed en vuur en rookdamp. De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat de grote en doorluchtige dag des Heeren komt. En het zal zijn, dat een iegelijk, die de naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden.

‘Onze hele tekst is nog altijd het citaat uit Joël 2. Daarna begint Petrus zijn eigenlijke Pinksterrede met de woorden: „Gij Israëlitische mannen, hoort deze woorden!” En dan komt de rede over de Heere Jezus, over Zijn dood, opstanding, hemelvaart en Zijn uitstorting van de Heilige Geest. Intussen wordt in dit Joëls-woord, in deze Joëls-aanhaling heel de bedeling van de Heilige Geest gevat. In de eerste twee verzen wordt het werk van de Geest van het begin van die laatste dagen af beschreven, in de laatste drie verzen wordt het slot van die laatste dagen beschreven. Wederom tekenen. Nu niet verdeelde tongen als van vuur en het geluid van de wind, maar bloed en vuur en rookdamp en nog weer eens duisternis en bloed. En dan de doorluchte dag van Christus. En in dit alles de naam des Heeren aanroepen en zalig worden! Ziet daar het overzicht van het geheel, zoals de Schrift dat geeft in Joël 2 en in Handelingen 2. Die het leest merke daarop!

De Geest komt met tekenen en Hij gaat met tekenen. Dat hoeft ons niet te verbazen dat er tekenen aan de hemel en op de aarde zullen zijn als de Geest Zijn werk volbracht heeft, want door de Geest zijn de hemelen toebereid, en door de Geest is ook de aarde toebereid bij de schepping als de Geest zweefde, broedde over de wateren, toen de aarde nog woest was en ledig en toen duisternis was op de afgrond.

Gód zal die wonderen geven in de hemel boven en die tekenen op de aarde beneden. God zal die geven ten besluite van het werk van de Heilige Geest en ter ere van de Heilige Geest. Gaf de HEERE kleine, bescheiden tekenen bij de uitstorting van de Geest, vlammen op de hoofden der discipelen en het geweldig geluid van een storm. Dit laatste was geen klein was geen bescheiden teken. De geweldige storm paste bij de Geest Gods. Denkt er om, dat waar de Geest komt het stormen kan en stormen zal. Een geweldige wind en een gedreven wind. Daar zat kracht achter. De kracht van Gods almacht. Zo is de Geest Gods, die harten stormenderhand verovert, neerwerpt en meeneemt naar de eeuwigheid. De Geest Gods is van grote kracht! Maar nu aan het eind zal God het werk, dat de Geest doet in de eeuwen, eren met een indrukwekkend einde.

Vanwaar toch laat de Vader van de Heere Jezus Christus Zijn laatste komst met zulke geduchte hemel- en aard-tekenen gepaard gaan? Dit terwijl de Heere Jezus het grootste blijk van Zijn Vaderlijke liefde tot zondaren is? Calvijn zegt dat God dit doet om ten laatste nog als op het hoogste met zware slagen de mensen te verootmoedigen om ze tot Christus te brengen. En waarom laat God de Vader de aanwezigheid van Zijn Geest op aarde ten laatste dan nog onder zo grote tekenen plaats vinden? Dat doet de HEERE om de zondaren, die spotten met de Heilige Geest, op het hoogst nog wil betuigen, wat de zonde tegen de Heilige Geest zeggen wil.

U weet, dat de eindtijd zal te zien geven een vervolmaakte afwijzing van de Geest, welke de spotters op de Pinksterdag begonnen. Het zal een tijd zijn, waarin men zich verharden zal tegen alles wat van God is, tegen Zijn Zoon (de Antichrist!), tegen Zijn Geest (wereldzin, aardsgezindheid), tegen Zijn woord, tegen Zijn dienst. Het zal een tijd zijn van algemene algehele Godverlating. En zeg dan nu eens, of dit niet nu reeds ten volle openbaar komt, voorshands in de kerk. Geschiedde de eerste Geestesbespotting niet op de Pinksterdag, onder de prediking van de discipelen, dus in de kerk? En zeg dan nu eens, of dit niet nu reeds ten volle openbaar komt buiten de kerk, in de staat en in de maatschappij.

Vandaar de tekenen die komen zullen. Aan de hemel als de zon verduisterd zal worden (veranderd in duisternis). Dat zal wat zijn, als de grote lichtbron des daags donker zal worden. En velen zullen zich ook dan niet laten gezeggen. De maan zal veranderd worden in bloed. Dat zijn de tekenen in de hemel boven. De maan niet bloedrood, maar bloed. En op de aarde zal zijn bloed en vuur en rookdamp. Zo waarachtig als de HEERE God is zal Hij die tekenen geven, waar men de Heilige Geest bedroeft, waar men de Geest blust, waar men de Geest lastert. Voorwaar, voorwaar!

De Geest en de doorluchte dag des Heeren: „Ik zal wonderen geven en tekenen… eerdat de grote en doorluchte dag des Heeren komt.”

De Heilige Geest heeft veel te maken met de dag van Jezus’ toekomst. De Heilige Geest bereidt die dag namelijk voor. Heel Zijn werk is de toebereiding tot die dag voor Jezus. Christus vergadert Zijn gemeente door Zijn Woord en Geest. Omgekeerd vergadert de Heilige Geest de gemeente voor Christus, niet alleen het aantal één voor één, maar ook het hoe: Hij vindt ze in de staat der Godsvervreemding. Hij vindt ze in de staat der zonde. En Hij zoekt ze, Hij vindt ze, Hij bekeert ze, Hij leert ze, Hij leidt ze in alle waarheid, Hij overtuigt ze eens en gedurig van zonde en schuld, Hij leidt ze tot Christus, Hij leidt ze in Christus en in al Zijn heilsweldaden. Hij leidt ze ook in in de kerk en geeft ze daar een plaats in de hechte gemeenschap van alle heiligen. Zo wordt de kerk door Hem toebereid als een reine bruid voor haar Bruidegom. De kerk, de kerk, niet alleen haar individuele leden, maar de kerk in haar totaliteit, in haar verscheidenheid, in haar rijke geschiedenis wordt toebereid als een Bruidsgemeente voor haar Bruidegom. Het eind van die hele heilsgeschiedenis, die de Heilige Geest in de eeuwen bouwt met haar leden, met haar ouderlingen, met haar diakenen, met haar leraren, met haar hoogleraren, met haar kerkvaders, met haar apostelen, met haar profeten, met haar patriarchen, vindt u in het eind van de bijbel, waar de Geest en de bruid vragen: kom, Heere Jezus.

De Geest bereidt dus de dag van Jezus’ toekomst voor. En daar komt dan die dag. Dwars door der eeuwen moeiten en zorgen heen, dwars door voor-en tegenspoeden heen, dwars door gelovig aanvaarden en bot afwijzen heen, dwars ook door de gerichten en wondertekenen in de hemel en op de aarde heen komt die dag. Het is de dag, die de Vader bestemd en besteld heeft. Wat een dag! Wat een dag!

Het zal zijn een grote dag. Vooreerst een grote dag voor Christus. Wat een eer zal Hij ontvangen in Zijn gemeente en van Zijn gemeente. Het zal zijn de dag, waarop Hij Zijn gemeente in Zijn volbrachte werk aan Zijn Vader zal kunnen voorstellen.

Inderdaad een grote dag, een doorluchte dag. Het woord epiphanè betekent schijnend, verschijnend, zich openbarend, duidelijk zichtbaar, doorluchtig, beroemd. Zo dan zal die dag alle dingen openbaren, voor aller oog. Dan zal de kerk, dan zal het geloof in het gelijk gesteld worden. Het zal blijken allemaal niet tevergeefs te zijn geweest. Alle moeite, alle verdriet, alle worsteling, alle lijden, alle verachting voor Christus en de Zijnen niet te vergeefs geweest. Een beroemde dag voor Jezus. Een beroemde dag voor de Zijnen.

Dan zal Hij de twistzaak van Zichzelf en van de Zijnen twisten. Het zal zijn het jaar van de vergeldingen Zijns volks. Die dag zal zijn de dag der vergelding aan Zijn wederpartijders. De dag van bloed en vuur en rookdamp. De zon verduisterd, de maan in bloed. Naar die dag werkt de Heilige Geest heen.

„En het zal zijn, dat een iegelijk, die de naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden.”

En het zal zijn! Wat is de bijbel toch rijk aan korte, krachtige uitdrukkingen. En het zal zijn. De God van hemel en aarde, de eeuwige God, de God der eeuwen voorzegt zulk een ontzaglijk einde van zulke tekenen, maar tevens van zulk een heerlijke toekomst voor Christus en Zijn kerk. Het is zo waar, alles wat hier voorzegd is, het is zo diep waar. En nu waarlijk wordt er nog weer een heilsbelofte gegeven voor deze tijden van de Heilige Geest, voor heel deze bedeling van het Nieuwe Testament en dan zelfs ook voor die onheilszwangere tijd van tekenen en wonderen aan de hemel en op aarde. Het is deze belofte dat een iegelijk, die dan de naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden. Wat een belofte. Het zal zijn dat. Dit is een krachtige belofte, zelfs aan een Godvergeten volk in de eindtijd. Wie zelfs dan nog de naam des Heeren zal aanroepen, die zal zelfs dan nog zalig worden. Mensen, als vuurbranden dan nog te redden van het eeuwige vuur. Als vuurbranden, waar de vlammen van die gerichten reeds aan lekken. Als vuurbranden waar de rook van die eindtijd reeds van afstijgt. Een iegelijk die — ieder die. Verkleint toch als het u belieft deze ongehouden goedheid Gods niet. Ontkracht toch met uw overrechtzinnigheid de aanbieding des heils, de ongehouden goedheid Gods niet. Ik acht dit toch zo’n goddeloos gebruik van de uitverkiezing, als iemand met de verkiezing Gods tracht de beloften Gods aan zondaren krachteloos te maken. Ik heb wel gemerkt dat dit doorgaans geestloze belijders doen. U kunt uw beweringen nog zo krachtig zoeken te staven met op zichzelf ware geloofsstukken, maar u kunt toch niet op tegen dit woord Gods: „Het zal zijn dat!” En u kunt met al uw op zichzelf ware geloofsstukken de belofte Gods niet te niet doen, dat namelijk een ieder, die de naam des Heeren zal aanroepen, ook metterdaad zalig zal worden. U, die eindeloos de beloften Gods zoekt krachteloos te maken, met een beroep op Gods verkiezing en u, die daar ook altijd onbekeerd onder blijft, zal dit woord eens naklinken — vrees ik — in de hel, waar gij zelf hebt kunnen zalig worden en niet hebt gewild.

Een iegelijk, die zal aanroepen, die Naam, de Naam des Heeren, die zal zalig worden. Is het dan met het aanroepen van Jezus’ Naam alleen al gedaan? Ja, het is met het aanroepen van die naam alleen gedaan. Ja voorzeker. Dit zit hem in de kracht van het gebed door de Heilige Geest. Dat zit hem in de kracht van die Naam. Zelfs in de eindtijd, onder de aanrollende oordelen zal die Naam nog kracht doen. Zij zullen als vuurbranden uit het vuur alsnog gered worden. En zalig worden. Met de volle mate van zaligheid, die zij verkregen, die reeds in de goede tijden Hem gezocht hebben. Het ergere u toch niet, dat degenen, die ter elfder ure ingingen, ook het volle loon der genade ontvangen. Die in de Zoon gelooft zal niet verloren gaan in der eeuwigheid’.