Psalm 23

Gelezen in: Veluwse Kerkbode
Datum: 1-10-2021
Auteur: Ds. M.J. Schuurman

Psalm 23 is een van de bekendste gedeelten van de Bijbel. Heel wat keren heb ik deze psalm gelezen wanneer ik bij een sterfbed geroepen was. In rouwdiensten wordt deze psalm vaak gelezen.  Van deze psalm zijn ook heel wat berijmingen. Denk aan het psalmboek: De God des heils wil mij ten herder wezen. Of een gezang van de dominee-dichter J.J.L. ten Kate: De Heer is mijn herder. Of een bewerking die met koren gezongen werd: De Heer is mijn herder en geen ding ontbreekt mij.

Van Psalm 23 is tegenwoordig ook een kinderlied: De Heer is mijn herder, Hij is alles wat ik nodig heb. Ook Sela heeft een versie van Psalm 23:

Mijn Herder.

Hij roept mijn naam, ik hoor zijn stem.

Hij de mijne.

Als ik dwaal, zoekt hij mij op.

Brengt mij veilig thuis.

Mijn herder verzorgt al mijn wonden.

Heeft mij teder verbonden.

Er is geen betere plek dan bij hem te zijn.
Als je de woorden van deze psalm hoort, kun je zo een herder voor je zien, met schapen om zich heen, een staf in de hand. Of een schaap op de nek.

Psalm 23 is een eenvoudige psalm. Mogelijk is dat de reden waarom deze psalm zo geliefd is. Deze psalm is altijd al geliefd en door de eeuwen heen gezongen en gelezen.

In al die eeuwen is deze psalm op verschillende manieren uitgelegd: Deze psalm is allereerst een Psalm van Israël. Dat realiseren we misschien niet altijd, omdat de psalm ook onder christenen geliefd is. In het Jodendom wordt in deze Psalm de eigen geschiedenis gezien. Psalm 23 verwoordt dan hoe de Heere door al de eeuwen heen een herder is, als een herder Zijn volk leidt. Hij heeft Zijn volk uit Egypte weggeleid en gebracht naar de grazige weiden en stille wateren van Kanaän, het land dat de Heere had beloofd aan Abraham, Izaäk en Jakob. Psalm 23 kon ook worden gebruikt in huiselijke kring door de Joden. Bijvoorbeeld tijdens het handen wassen voor het eten. Dat handen wassen was een belangrijk ritueel, niet vanwege de hygiëne, maar om jezelf te reinigen en te heiligen voor je ging eten. Psalm 23 wordt gelezen bij Joodse begrafenissen. Dan wordt deze Psalm gelezen als een voorsmaak van het eeuwige leven. Degene die overleden is, moest is door de duistere dal van de dood om aan te komen in bij God in Zijn hemelse heerlijkheid, om voor altijd daar bij Hem te zijn.

Ook de allereerste christenen hebben deze psalm gelezen. Zo werd deze psalm gelezen in de paasnacht met degenen die in die nacht belijdenis deden en gedoopt werden. De psalm werd christologisch gelezen, dat wil zeggen: als een psalm van Christus. In de Vroege Kerk werd deze psalm ook betrokken op doop en avondmaal. De doop omdat deze psalm over water spreekt en avondmaal vanwege de tafel die door de Heere aangericht wordt.

Vanaf de jaren-’70 komt de materialistische uitleg op. Volgens deze psalm gaat het om iemand die in de tempel asiel zoekt. God is de God van de armen en de onderdrukten, een partijdige God. God keert zich tegen de elite en kiest voor het volk.

Er zijn er die in deze psalm een juridisch proces zien. Volgens deze uitleg is Psalm 23 dan een gebed van vertrouwen door iemand die aangeklaagd is. Psalm 23 kan ook een danklied zijn van iemand die zo’n proces achter de rug heeft en is vrijgesproken. Psalm 23 zou dan geklonken hebben bij het feest, waarbij er een dankoffer in de tempel is gebracht.

Omdat de koning in het Oude Nabije Oosten als herder werd gezien, zou deze psalm ook de psalm van een concrete koning kunnen zijn geweest. Bijvoorbeeld een psalm die klonk tijdens de kroningsplechtigheid. Psalm 23 kan vanwege het laatste vers ook worden verbonden met een oude vorm van tempeltheologie: deze theologie ziet de tempel op de berg Sion te Jeruzalem als de plaats waar God op aarde is.

Bij een aantal manieren waarop deze psalm uitgelegd wordt, zullen we wellicht onze bedenkingen hebben. In ieder geval geeft die veelvoud aan manieren om deze psalm uit te leggen aan dat de psalm in veel situaties herkenbaar kan zijn. Hoe komt het nu dat deze psalm zo geliefd is? Omdat de beelden op veel momenten voor herkenning zorgen: God die als een herder zorgt en leidt. Fris water en groene weiden, waarbij uitgerust kan worden. Een weg die gewezen wordt. Een donker dal waar de schaduw van de dood overheen hangt. Een tafel die wordt aangericht. Dat de Heere wordt gezien als mijn herder maakt de psalm intiem: Er is een persoonlijke band tussen mij en God. Hij kent mij en ik ben van Hem. Dat ik van Hem ben, kan ik op zoveel manieren merken: Ik heb aan geen ding gebrek. Ook al hebben wij weinig herders in onze buurt – een herder wordt nu vooral ingezet om te voorkomen dat heidegronden vergrassen; de schapen eten het gras, waardoor de heide kans krijgt om te groeien – en is het beeld misschien vooral iets van vroeger, het blijft een herkenbaar beeld. De herder met zijn liefde voor de schapen. Net als een boer die van zijn koeien houdt en zijn koeien kent. Een herder is nog meer dan een boer de hele tijd bij de schapen. De herder heeft de kudde om zich heen en heeft elk schaap in het oog.

Als de Heere wordt getypeerd als herder – en dan speciaal als mijn Herder – zeggen we dat de Heere ook mij op het oog heeft en mij bij zich heeft. Ik ben voortdurend in Zijn nabijheid.

Dat de Heere een herder is en dan speciaal ook voor mij een herder is geeft aan dat we door de Heere gekend zijn. Hij kent ons door en door, zoals een herder zijn schapen door en door kent.

De Heere die mij door en door kent en mijn leven leidt. Op dat laatste is ook wel kritiek. Kunnen wij de weg door het leven niet zelf bepalen? Heb ik niets in te brengen? Kan ik alleen maar als een schaap achter de Heere aanlopen? Deze psalm is niet tegen keuzes die wij maken in ons leven. We worden hier niet getypeerd als een dom schaap dat alleen maar kan volgen. Het gaat hier om de weg door het leven, onze levensloop. Het gaat hier om de vraag of ik op de juiste weg ben: Een weg die met God gaat of een weg zonder de Heere. Zo begint ook de allereerste psalm – Psalm 1: Als je denkt dat je levensgeluk bereikt door oneerlijkheid, door geweld en bedrog, door alles naar je toe te halen, omdat je nu eenmaal in de positie bent om dat te doen, dan heb je het niet begrepen. Echt gelukkig ben je pas als je niet met hen meeloopt, niet bij hen aan tafel zit, niet met hen een terrasje pakt, een wijntje drinkt, op de koffie gaat, die alle regels aan de laars lappen, omdat niemand hen iets kan maken. Daar hebben ze teveel invloed voor. Teveel macht. Het lijkt een weg om in korte tijd veel geld te verdienen en snel invloed te krijgen. Maar het is een lege weg, een verloren weg. Je denkt dat je veel voorstelt, maar je bent als kaf dat door de wind weggeblazen wordt. Echt gelukkig ben je pas als je je weg met de Heere gaat: De weg naar het leven. Deze weg kun je gaan als je je laat leiden door Gods geboden. In Psalm 23 komt diezelfde weg voorbij: Hij leidt mij in het spoor van de gerechtigheid – zegt deze Psalm. Dat is een weg die er al ligt. Een weg die al uitgesleten is doordat die vaak is gegaan. Een weg die al is aangelegd. We hoeven die weg niet te zoeken. We hoeven niet te dwalen. Als we die weg gaan, de weg van Gods geboden, gaan we goed. Op die weg is alleen de Heere mijn herder.

In onze taal ligt de nadruk op het herder-zijn van de Heere. In het Hebreeuws ligt meer de nadruk op de naam van de Heere. Ik heb maar één herder en dat is de Heere. De Héére is mijn herder. Niemand anders leidt mijn leven. Je kunt door het leven gaan zonder herder. Dan dwaal je maar wat rond. Denk aan Jesaja 53:6a: Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg. Je kunt ook verkeerde herders hebben, die alleen maar aan zichzelf denken. In de Bijbel kunnen dat koningen en leiders zijn die alleen maar op zichzelf gericht zijn. Het volk kan zelf ook een andere god kiezen en de Heere als herder inruilen voor Baäl. Psalm 23 zegt: Ik volg die goede Herder. De Heere is mijn herder. Er is een mooie uitspraak van Augustinus, een kerkvader: Hij die zelf ons thuis is, maakt zich tot de weg tot dat thuis. Hij leidt mij niet voor niets: tot eer van Zijn naam, omwille van Zijn naam. Ik ben – Ik zal er zijn.

Als ik Hem volg, kom ik niets tekort. Dan ontbreekt mij niets en dan zal mij niets ontbreken. God voorziet. Het bijzondere van deze zin valt mij altijd weer op bij een rouwdienst. We lezen dan: mij ontbreekt niets. Of: mij zal niets ontbreken. Ondertussen is het gemis enorm, omdat er afscheid genomen wordt van een geliefde. De lege plaats wordt al gevoeld. Voor de man of vrouw die achterblijft, verandert het leven ingrijpend. Je bent nu alleen. Je gaat alleen weg en je komt alleen thuis. Het is stil in huis. Als je uit wilt, als je daar al aan denkt, dan moet je nu een vriend of vriendin vragen die met je mee wil gaan om te gaan fietsen.

Het gaat hier in deze psalm ook om de aanwezigheid van de Heere, waar we als mens genoeg aan hebben. Ook al is hier gemis van een geliefde. Ook al heb je tekort aan eten, is er hier geen liefde voor je – dan nog kun je deze woorden zeggen. Want als je de Heere hebt, is dat een geluk en rijkdom dat alles overstijgt. De Heere is meer dan mijn bezit, meer dan mijn carrière, zelfs meer dan mijn gezin. Al moeten we hier wel voorzichtig mee zijn.

Want ik kan dit alleen voor mijzelf zeggen. Ik kan niet zeggen dat u zo op dezelfde manier moet denken. Ik zeg dit ook niet om heel gemakkelijk te denken over gebrek aan liefde, tekort aan voedsel. Hier op aarde is dit geluk vaak beperkt. We kunnen momenten hebben dat we dit geluk zo intens ervaren dat we inderdaad niets tekort komen en dat in alles wordt voorzien. Dat kan zo ook weer weg zijn. We leven hier in een gebroken wereld, een zondige wereld. We kunnen hier leven met de Heere, bij Hem zijn, in Zijn nabijheid. Voor altijd in Zijn huis wonen. We kunnen dat hier op aarde al hebben en tegelijkertijd is het ook toekomstmuziek. Dat zijn in mijn ogen twee kanten van deze psalm: Nu hebben we Gods nabijheid en het geluk dat daarmee gepaard gaat soms heel dichtbij, een intense ervaring die ons goed doet. Dan weer is die ervaring van dat geluk ver weg, omdat het verdriet, onze nood zo sterk is.

Dat de Heere een herder is kunnen we merken aan hoe Hij ons leidt naar de grazige weiden en het heldere water. Voor ons is het vanzelfsprekend om groene weiden te hebben. In Israël moest een herder goede kennis van de omgeving hebben om de schapen mee te nemen naar grazige weiden. De Heere is mijn herder, omdat Hij mij daar naartoe leidt. Naar voedsel waardoor ik weer kan aansterken. Water waardoor ik mijn dorst kan lessen. Met een ouderwetse aanduiding, die ik heel mooi vind: teerkost voor onderweg. Onderweg krijgen we kost om op te teren. Je kunt er daardoor een tijdje tegen. Ik word ook geestelijk weer opgefrist. Mijn geloof dat onder druk stond, komt weer tot leven. Ik zag het niet meer zitten, maar kan het nu weer aan omdat de Heere mij gesterkt heeft. Geen wonder dat deze psalm ook op het avondmaal wordt betrokken.

Als deze herder erbij is, kan ik elke weg gaan. Zelfs de weg die donker is. Een dal waarin elk licht ontbreekt, waar je huiverend voorzichtig stap voor stap zet om niet uit te glijden. Je ziet niets voor ogen. Je weet niet of je er nog uitkomt. Je voelt zelfs de dood dichtbij komen en je vraagt je af of dit het einde van je leven is. Je bent al afscheid aan het nemen van je naasten. Je leven gaat al aan je voorbij. Was dit het nu? De herder leidt met Zijn stok en staf. De ene is om de wilde dieren te verjagen, de andere is om de schapen te leiden. De herder die mee in dat dal gaat, waar de schaduw van de dood overheen hangt. In het Nieuwe Testament wordt over Christus gezegd dat Hij de goede herder is omdat Hij zijn leven geeft voor de zijnen. Hij daalt in de dood af en baant zo een weg door de dood heen. Omdat de Heere er bij is, hoef ik geen gevaar te vrezen, zelfs niet op het moment dat de dood dichterbij komt. Dat is voor mij net zo’n bijzondere uitspraak als die regel: mij ontbreekt niets. Ik weet niet hoe ik zou reageren als ik met de dood te maken zou krijgen. Als ik zelf te horen zou krijgen dat het einde van mijn leven dichtbij is. Ik word er vaak bij geroepen om voor mensen te bidden en lees dan deze psalm om aan te geven dat de Heere er is. Ik hoop voor mijzelf dat ik dat op dat moment ook mag geloven en ervaren.

Het is een korte psalm, met verschillende beelden. In het eerste deel gaat het over de Heere als herder. In het tweede deel over de Heere als gastheer. Er is discussie in de uitleg of het om een nieuw beeld gaat of dat in de psalm één beeld in heel die psalm wordt uitgelegd. Dan is wordt de hele psalm gedragen door het beeld van God als koning. In die tijd kon een koning ook als een herder van zijn volk omschreven worden. In het tweede deel is de Heere een gastheer. We mogen bij Hem aan tafel zitten. Er is genoeg. Het is ook heel feestelijk.

Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament wordt het leven in Gods heerlijkheid aangeduid als een feestmaal. Een tijd van feest, omdat de zorgen en de pijn, het verdriet, de nood voorbij is. Het feestmaal van de koning, de bruiloft van het Lam. Bijzonder vind ik dat in deze psalm wordt gesproken over vijanden. Ik weet niet of u vijanden hebt. Mensen die u uw plek misgunnen aan de tafel, in de buurt, in de kerk. Als ze een beetje macht hebben, kunnen ze er ook nog voor zorgen dat je de plek die je zou willen hebben, kwijt bent. En dan is er de Heere die je uitnodigt aan Zijn tafel. Hij geeft je een plek. Gezalfd met olie, een beker die niet leeg zal raken. Deze psalm verwoordt het geluk van het leven met de Heere. De overvloed die er bij de Heere is. Het houdt niet op: voor altijd een plek bij de Heere, hier in dit aardse bestaan en straks bij Hem in Zijn heerlijkheid. Afgelopen zondag zongen we in de avondmaalsdienst ook een versie van Psalm 23:

Schaart u om de goede Herder,
gij, zijn schapen, hoort zijn stem!
Zoekt hier ruste, dwaalt niet verder,
o, het is zo goed bij Hem!
Laat u door zijn hand geleiden;
ziet, wat schenkt zijn liefd’ u veel!
Hij zal zegen u bereiden:
kiest, o kiest het beste deel.