En wie zijn kruis niet draagt, en Mij navolgt, die kan Mijn discipel niet zijn. Lukas 14 : 27
Kruis dragen is moeilijk, dat weten we allemaal. En het val ook niet gemakkelijk daarover te spreken. Toch is het goed, wanneer je het wel doet, want je merkt dan dat je niet de enige bent die een kruis te dragen heeft. Als we eens achter al die mooie voordeuren konden kijken…..
Zegt het spreekwoord niet: elk huisje heeft zijn kruisje? Het is denk ik vooral goed om dat vanuit de Bijbel te doen, praten en nadenken over het kruis. Omdat er dan Licht schijnt vanaf het Grote Kruis, dat Christus voor ons gedragen heeft. Troostrijk Licht op al die kleine kruisjes van ons, hoe groot ze ons ook toeschijnen!
Wat verstaan we eigenlijk onder ‘kruis?’
Allerlei zaken, die we liever niet hebben.
Ik denk aan ziekte en dood, aan teleurstelling, pijn in het hart.
Ik denk ook aan verlatenheid, eenzaamheid, je bedrogen voelen, ongelukkig zijn.
Soms komt het door je zelf, eigen schuld.
Soms komt het heel langzaam aansluipen, maar het kan er ook direct zijn, van het ene op het andere moment, verbijsterend als een vloedgolf.
Je verliest je man of vrouw, een kind, je krijgt een hersenbloeding, je raakt gehandicapt, je verliest je baan.
Het leed komt overal, in duizend vormen.
We zijn er niet blij mee, integendeel.
We vluchten er voor weg en moeten er maar liever niet aan denken.
Maar er is geen ontkomen aan. En nu draag ik het met me mee, een groot kruis.
‘Hoe lang nog?’, denk ik dan. En ik ben niet de enige, gelukkig maar. Ik zie het aan alle kanten om me heen. ‘De ganse schepping zucht tezamen en is in barensnood’, zegt Paulus al in de Romeinenbrief.
Nood leert bidden.
Hebben we dat niet vaak gehoord?
Van mensen moet je ’t toch niet hebben, dat is allemaal stukwerk.
Van de dieren dan, van de bomen en de vogels?
Die kunnen niet spreken. Niemand antwoordt op mijn klagen.
Maar God dan?
Overal klinkt de roep omhoog: God, waarom toch?
Eerst zuchtend, dan roepend, tenslotte schreeuwend en vloekend.
‘Mijn tranen zijn mij tot spijze, dag en nacht….Mijn God, ik roep, maar Gij antwoordt niet….’Ps. 42.
‘Keer weder, o HEERE, hoe lang nog?’, Psalm 90. Ja, nood leert bidden.
Maar zou het wel helpen?
Soms merk je daar niets van, van die hulp.
Zou God me wel horen? God is vaak zo verborgen, onzichtbaar. En toch zegt de Bijbel, dat Hij de God van de mensen is, van het volk Israël, van Jezus en van al die mensen die op Hem vertrouwen.
We moesten Hem maar vasthouden en niet ophouden met bidden. Vroeger konden we met zo veel overtuiging zingen:
‘Ik blijf de Heer’ verwachten,
Mijn ziel wacht ongestoord.
Ik hoop in al mijn klachten
Op Zijn onfeilbaar Woord’ Psalm 130 : 3.
Dus toch maar volhouden, vurig blijven bidden tot God in je nood, met je kruis. Laat het aan God weten, wat je voelt, hoe je lijdt, hoe wanhopig je soms bent en hoe schuldig jij je voelt.
Houdt de Heere vast en vertrouw op de woorden van de Heiland: Zou God geen recht doen aan Zijn uitverkorenen, Die dag en nacht tot Hem roepen, en laat Hij hen wachten?
U weet wel: dat slaat op die weduwe, die op de rechter een beroep deed. Dag en nacht staat zij bij hem voor de poort, tot de rechter tenslotte overstag ging. Zou het dan bij ons anders zijn?
Op een gegeven moment, op Zijn tijd, komt God met Zijn troost en nabijheid. Daar mogen we op rekenen! Misschien is Gods antwoord niet datgene, wat we Hem gebeden hadden. Misschien komt God niet met de oplossing, die wij bedacht hadden. God heeft Zijn eigen manier van oplossen. Zijn gedachten zijn zo anders, zo veel hoger dan onze gedachten. Als we maar weten, dat Hij met ons bezig is en niet laat varen de werken van Zijn handen. Daar horen wij ook bij, ieder van ons persoonlijk. Hoe dan ook, wij vallen in Zijn hand, en niet in die van satan en mensen.
Als we dat weten, kunnen we ook ons kruis aanvaarden. Niet, dat ’t weg is, nee dat niet, en het doet ook nog even zeer. Maar….ik kan er tegen, ik ga er niet aan onderdoor. Het is niet meer een noodlot, dat mij verplettert. Het wordt veeleer een gave en opgave uit Zijn hand. Niet een onvermijdelijk noodlot, maar een lot, een levensbestemming van Godswege. Aanvaarden van je kruis betekent dat je ’t overgeeft aan die God, Die ’t wel weten zal en Die het ook met jou dragen zal. En dan houd je op met roepen en zuchten. Dan wordt het helemaal stil in jou. De rust van God Zelf daalt in je neer. En je voelt je een gelukkig en gezegend mens.
Er zijn tal van voorbeelden van mensen, die het zó ervaren hebben. Te beginnen bij Paulus, met zijn doorn in het vlees. God zei tegen hem: ‘Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht’. Veel gehandicapten vandaag laten dat ook zien: hoe je met je handicap toch een zeer gelukkig en geslaagd mens kunt zijn. Wie zijn kruis niet draagt en Mij navolgt, kan Mijn discipel niet zijn, zegt Jezus.
Dragen is een dagelijks werk, het vergt oefening en uithoudingsvermogen. Elke dag weer moet je de confrontatie aangaan met dat kruis. Je neemt het op je en je draagt het achter Hem aan. Mensen kunnen dat soms niet begrijpen. Ze zien ook alleen maar de buitenkant: het gebrek, de ellende, je ongeluk. Ze zien niet het wonder van Gods vertroosting, dat binnen in jou zit.
Elke dag is ook een nieuwe strijd. Want het gaat niet zo maar, dat opnemen van het kruis. Het is heel zwaar werk en je moet er strijd voor voeren.
Strijd met jezelf, die anders zou zijn, zonder dat kruis. Want wie wil dat nou?
Strijd ook met de satanische machten, die je influisteren: waaraan heb jij dat nou verdiend? Daarom moeten we ’t Jezus nadragen, want Hij weet wat het is, kruis dragen. Heeft Hij niet Zelf Zijn loodzware kruis gedragen? Voor ons? Daarom kan Hij ons daarbij helpen. Hij is de Enige, Die dag kan. De schrijver van de Hebreeënbrief weet het zo duidelijk te zeggen: ‘Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof, Die, om de vreugde welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schade niet achtende’.
Zo dragen wij het kruis achter Hem aan en het mag ook ons een vreugde worden, omdat we al mogen uitzien naar datgene wat vóór ons ligt: de overwinning van ziekte en dood, Pasen, het eeuwige leven. Eens zal het over zijn. Dan is het kruisdragen voorbij. Over en uit. Daar zien we naar uit, en zó wordt het kruis dragen in het heden een erezaak net als bij Simon van Cyréne. Wij staan daarbij gericht op de heerlijke toekomst!
Ales we ons kruis zó dragen, wordt het ook tot steun en troost van anderen. Alleen getroosten kunnen troosten. Nu brengen wij anderen bij Christus’ kruis, waar wij zelf nieuwe hoop ontvingen en kracht om ons kruis op ons te nemen en dagelijks te dragen. Ook anderen zullen die kracht ontvangen. Kruisdragers worden tot een zegen gesteld! Zó mag ik discipel van de Heere zijn en wordt het Woord van de Heere in mijn leven vervuld. ‘Wie zijn kruis niet draagt en Mij navolgt, kan Mijn discipel niet zijn’ want het omgekeerd is natuurlijk óók waar: ‘Wie zijn kruis wel draagt en Mij navolgt, zal Mijn discipelen zijn’.