Gewoon Hervormd

Gelezen in: Zicht op de Kerk
Datum: 23-9-2021
Auteur: ds. P.C. Hoek

Twee ervaringen brengen mij ertoe wat aan het papier toe te vertrouwen over wat het is om ‘gewoon hervormd’ te zijn. Het is een stuk geworden dat bedoeld is als een uitnodiging en een aanzet tot bezinning, persoonlijk maar wellicht ook in bredere kring.

Verlegenheid

Om te beginnen hoor ik regelmatig mensen die tot dezelfde kerk als ikzelf behoren, zeggen dat ze ‘hersteld’ zijn. Zo vragen mensen het ook aan elkaar en zo spreken ze over elkaar. Vervolgens valt het me op dat ik de laatste jaren verschillende keren een uitnodiging heb gekregen om in gemeenten over dit thema, of aanverwante thema’s, een lezing te geven. Nu is dat voorstelbaar als we denken aan de jongeren van de gemeente, die na het jaar van de verdrietige breuk geboren zijn. Toch maken zij niet alleen of vooral het publiek uit. Er zijn er kennelijk heel wat meer die niet duidelijk voor ogen staat waar ‘hervormd’ voor staat, waarin de pijn en de verlegenheid van ‘2004’ principieel en fundamenteel bestonden en wat het betekent om in het heden hervormd te zijn.

Niet zelden wordt een beroep gedaan op het hervormd-zijn om, dogmatisch of ethisch, wat meer vrijheid en minder gebondenheid te bepleiten. Dat heeft nog wel eens te maken met ervaringen met kerkelijk mores en een gemeentelijk leven dat strakker en strikter was. We zijn immers ‘hervormd’, dus het kan wat minder precies en wat meer rekkelijk, zo luidt de redenering. In dat verband wordt nog wel eens in herinnering gebracht dat de Hervormde Kerk toch gekenmerkt werd door een zekere geaccepteerde variatie op het punt van leer en leven.

Het gevaar is dat op deze wijze van de nood van toen een deugd wordt gemaakt in het heden. Een kwaal waar onze hervormde voorvaderen aan leden, wordt nu soms als een kwaliteit gezien. Nu gaat het mij in dit artikel niet om een historisch exposé – hoe nodig en nuttig ook dát zou zijn – over de Nederlandse Hervormde Kerk of de plaats en de positie van de hervormd-gereformeerden daarbinnen. En evenmin gaat het om ‘zout te wrijven’ in een kerkelijke, maar vooral geestelijke wond. Wel om enkele, basale – hervormde – overwegingen.

Om het Bijbelse belijden

Hervormd-zijn heeft alles te maken met liefde tot en trouw aan de kerk die de Heere hier te lande plantte en die zich belijdend uitsprak in haar gereformeerde en dus Bijbelse confessie. Daarmee was de Hervormde Kerk een gereformeerde kerk, helaas veelal niet in haar leven, maar wel in haar belijden. Ds. W.L. Tukker schrijft in 1972 in het boekje Gewoon Hervormd dat bepaalde groepen in de kerk het gewoon-Hervormd-zijn zich toegeëigend hebben, terwijl ze met de principia van de kerk van de Hervorming op gespannen voet leefden. Desalniettemin zijn er steeds mensen en groepen geweest die het Hervormd-zijn wilden opvatten en beleven náár die principia, dat wil zeggen naar de beginselen van het gereformeerd protestantisme. Zij zijn hervormd, aldus Tukker, in de zin van de gereformeerde belijdenis en het gereformeerde kerkrecht.

De Hervormde Kerk toonde een vervallen en verwrongen gestalte. Nochtans hadden en hebben we haar lief omwille van de door haar beleden waarheid. Dat is ook de reden dat we haar niet achter konden laten. En de vele dogmatische of ethische afwijkingen en afdwalingen? Hervormd-zijn betekent deze te bewenen, de schuld ervan en eraan te erkennen én te staan naar herstel. Het betekent zeker niet deze accepteren of zelfs koesteren tegenover kerkelijke en ethische ‘enghartigheid’. Ds. K. Exalto schreef in het al genoemde boekje Gewoon Hervormd: ‘Heeft een reformatorische kerk als voornaamste kenmerk een willen leven, handelen en spreken naar het Woord Gods, ook de hervormd-gereformeerden zien deze opdracht en trachten haar met alle gebrek, dat mensen steeds aankleeft, te verwezenlijken. Zij doen dat in trouw aan die kerk, die eenmaal door veel strijd en lijden heen als werk van God, in ons land, onder ons volk, geplant is. Zij hopen dat ook te kunnen blijven doen, zij hebben voor deze Kerk nog niet alle hoop laten varen’.

Zeker, hervormd houdt een bepaalde kerkelijke ‘ruimhartigheid’ in. Het houdt bewogenheid in met hen die nauwelijks of niet op Gods dienst betrokken zijn. Het betekent een boodschap aan hen te hebben en een boodschap voor hen te hebben. Zolang ze niet zijn heengegaan, zal ons er alles aan gelegen zijn hen te behouden. Dan gaat het inderdaad om de veelbesproken ‘rand’ van de gemeente. Een hervormde kerk is er niet trots op, wel gaat het hem aan zijn hart. Hij schrijft ze niet af, maar hij schrijft ze aan. En meer dan dat. Hij is ook niet opgelucht als die rand er niet (meer) is. Een teken van deze hervormde gezindheid is het voorkomen van geboorteleden in de registers van de kerk, hoewel dat historisch gezien een vrij recent fenomeen is. Het ragfijne draadje met deze leden, geboren uit hervormde ouders maar zelf niet gedoopt, wordt gekoesterd en zo mogelijk versterkt. Intussen houdt hervormd-zijn veelal in dat deze confessionele grondslag minder wordt vertaald naar reglementen en protocollen dan veelal het geval is in andere kerken en gemeenten die op dezelfde grondslag staan. De eerlijkheid gebiedt toe te geven dat het wel eens te weinig gebeurd is. Echter teveel denken in en het teveel verwachten van de reglementen en protocollen kent ook een schaduwzijde. Binnen de grenzen van de confessie zijn theologische en geestelijke nuances mogelijk. Het geheel van het gemeentelijk leven vraagt niet om een gedetailleerd reglement waaraan ieder zich, met meer of minder druk, conformeert en waarvan de keerzijde is dat ieder die niet in het profiel past zich buiten de gemeenschap plaatst.

De gemeente en de kerk

In het licht van het voorgaande is het inzichtelijk dat het goed hervormd is om naar de kerk te gaan in de plaats waar je woont en er zijn behoorlijk zwaarwegende argumenten nodig om de weg naar een naburige gemeente te zoeken. Lichtvaardig heengaan omdat de prediking misschien niet geheel naar onze verwachting of verlangen is, is er niet bij. Wat dat aangaat is er nog wel heel wat hervormde opvoeding nodig. De persoonlijke voorkeuren en het kerkelijk consumentisme vieren hoogtij, het besef dat de Heere in Zijn voorzienigheid je ook kerkelijk je plaats geeft en daarmee ook een roeping, taant wel heel hard.

Mijn slotoverweging hangt daarmee samen. Hervormd-zijn betekent ook een besef hebben dat we lid zijn van de kerk. Waarbij ik meteen aanteken dat we dat dikwijls veel te weinig verstaan hebben en ons er dikwijls veel te weinig aan gelegen hebben laten liggen. Iets wat zich alsmaar sterker lijkt te laten gelden. Gedragen we ons niet veelszins als congregationalisten: de plaatselijke gemeente doet ertoe, met het geheel van de kerk hebben we weinig te maken?

Laten we toezien op het besef lid te zijn van de kerk.

Laten we bewogen zijn met het geheel van de kerk.

Laat er veel gebed zijn voor de kerk.

Lijd aan de gebreken van de kerk.

Loop de Koning van de Kerk gedurig voor haar aan.

Misschien mag ik eindigen met de suggestie – voor zover van toepassing – om het oor eens te luisteren te leggen bij onze hervormd-gereformeerde voorgangers? En kennis te nemen van de werken, het denken en de vroomheid van mannen als Boer, Kievit, Van Brummelen en vele anderen. Niet in het minst in het licht van het apostolische bevel: ‘Gedenkt uwer voorgangeren, die u het Woord Gods gesproken hebben en volgt hun geloof na, aanschouwende de uitkomst hunner wandeling’.