Een dag en een avond

Gelezen in: Veluwse Kerkbode
Datum: 17-9-2021
Auteur: dhr. M.A. Schouten

‘De dag moet een avond hebben’. De Brabantse grootmoeder van Bart Jan Spruyt placht dat te zeggen. Zo schreef de historicus Spruyt onlangs. Zij, die grootmoeder, wilde zeggen dat het goed is om overdag te werken en je plicht te doen, maar dat je een deel van de dag moet rusten en afstand moet nemen van hetgeen je overdag bezig houdt.

Toen ik het las moest ik denken aan een verhaal dat mijn zus schreef en dat volgens haar waar gebeurd is en in het ouderlijk huis werd verteld. Zij heeft jarenlang in het ouderlijk huis gewoond.

Het gebeurde op een donderdag, 12 juli 1912. Op de smalle grindwegen in de omgeving van Giessen reed een huifkar met een paard ervoor. Op de bok zaten Marinus en Hendrik, twee jonge mannen, zoons van bakker Klaas Schouten. Klaas was mijn opa, die ik nooit persoonlijk gekend heb. De jongens hadden ’s morgens al heel vroeg samen met hun vader in de bakkerij gewerkt. Het resultaat bestond uit grote tarwebroden van 16 ons. Daarna waren ze er met de huifkar, gevuld met brood op uit getrokken om het brood te bezorgen in Giessen, Uitwijk, Waardhuizen en Den Duil met zijn grienden en vogelwild. Ook in dat eenzame gebied stonden immers huizen, dichtbij de wilgenbossen, die in de drassige bodem wortelden. De avond begon te vallen en de broers reden huiswaarts. Ze waren tevreden, want de broodverkoop was heel voorspoedig gegaan. En terwijl het paard op een drafje de weg naar de bakkerij liep zongen de twee een avondlied:

‘k Wil U, o God, mijn dank betalen

U prijzen in mijn avondlied

Het zonlicht moge nederdalen

Maar Gij, mijn Licht, begeeft mij niet.

En volgens mijn zus schreef Marinus ’s avonds, na de maaltijd, in het kasboek het volgende:

‘De goede, geestelijke werken doorstaan beter de tand des tijds dan de hechtste der handen. Zij gaan over dood en graf, over jaar en eeuw’. De bladzijde waarop deze woorden stonden, was verder blanco. Met andere woorden: het leven met God overtreft het beste wat we met onze handen kunnen doen. Het leven met de Eeuwige kent immers geen einde.

‘De dag moet een avond hebben’. Zo zei de grootmoeder van Bart Jan Spruyt. Zij was een wijze vrouw. De dag van de bakkerszoons had ook een avond. De hele dag had hun Brabantse grote geklonken: ‘Houdoe hѐ’.

In het vroege Brabant begroette men elkaar wel met ‘God behoude oe’, God behoede u’.

Misschien realiseerden de jonge mannen zich de betekenis van de oude groet niet. Maar op die avond van 12 juli 1912 zongen ze hun avond-dankgroet bewust en met overtuiging naar de Hoogte, die na ruim honderd jaar niet veranderd is. En nog steeds dient elke dag een avond te hebben.